Interview in leerlingenblad van mijn oud-college SJKS Sint-Niklaas

Foto Marc Masschelein

Over bijna vijf volle pagina’s mocht ik de vragen beantwoorden van het (oud)leerlingenblad IC HOU van het college SJKS van Sint-Niklaas, voluit Sint-Jozef-Klein-Seminarie. Daar studeerde ik in 1962 af aan ‘de Grieks-Latijnse’ (humaniora). Onder de titel ‘Dokteren aan mens en maatschappij’ belicht ik de principes en realisaties van Geneeskunde voor het volk en mijn levensloop (tot nu toe 🙂 ). Veertig jaar geleden zou zo’n artikel in IC HOU niet mogelijk geweest zijn. We gaan er dus op vooruit.

Omwille van de mooie lay-out en foto’s van persfotograaf Marc Masschelein plaats ik de eerste pagina van het interview als afbeelding. Om ze op ware grootte te kunnen lezen moet je dan twee maal klikken op die bladzijde. Onder die eerste pagina in beeld volgt het volledige interview in tekst, wat gemakkelijker om lezen is. Onderaan is er ook nog een commentaar over mijn bijdrage aan de vormingsdag over beroepskeuze voor de 6de jaars van het college in november 2009 in het CC van Bornem. Geef toe: in veertig jaar tijd zijn de geesten toch veel opener geworden. Reacties welkom onder het artikel.

OUD-LEERLING DR. KRIS MERCKX (GL ’62)

Dokteren aan mens en maatschappij

Kris Merckx: Geneeskunde voor het volk, AMADA, PVDA, onvermoeibaar, radicaal. Het zou kunnen dat ‘De slimste mens’ deze trefwoorden zou zoeken. Engagement, communist, Hoboken, Boelwerf,… het zou ook kunnen. Bijna 40 jaar nadat Kris de collegegebouwen verliet om geneeskunde te gaan studeren strikten we hem voor een interview. Op zijn 65 is dokter Merckx zijn strijdershart niet kwijt, de scherpe kanten zijn echter gerond, de warme gloed van menselijkheid komt daardoor ten volle tot zijn recht.

Collegeverleden

Je studeerde af in GL in 1962. Heb je herinneringen aan leraars, klasgenoten van toen?

Kris Merckx. Eerlijk,  nu moet ik diep nadenken. Mijn leven heeft een beslissende wending genomen tijdens en na de studentenrevoltes van 1966 en 1968 aan de universiteit van Leuven. Ik was toen preses (voorzitter), eerst van de studenten geneeskunde en vervolgens van de koepel van faculteitskringen. In die woelige tijden, met veel politieke gebeurtenissen en debatten, ben ik een marxistische koers gaan varen (zie verder, nvdr.). Dat betekende een breuk met het ideologische klimaat dat ik op het college had gekend. Ik heb dat ook doorgetrokken tot het achter mij laten van de meeste contacten uit die jeugdperiode. Achteraf gezien had ik dat beter niet gedaan.  Maar zo ging dat nu eenmaal als je een nieuwe wereld binnenduikelde. De soepelheid en openheid om naar andere meningen te luisteren waren in die tijd – van de twee kanten – helaas ook niet zo groot als nu. Bovendien slorpten de kringen van arbeiders en vakbondsmilitanten, waarin ik terecht gekomen was, mij volledig op. Het praktische resultaat was… dat ik nooit naar oudleerlingenbijeenkomsten van het college ben gegaan en ook geen abonnement op Ic Hou had. Daardoor heb ik dan ook zelden herinneringen uit die tijd opgehaald of namen van leraars of studiegenoten gememoriseerd. Ik ken nu, wat het Waasland betreft, wellicht nog meer namen van ex-scheepsbouwers van de Boelwerf uit Temse dan van ‘college-mensen’. Ik hoop dat deze laatsten het mij vergeven. (lacht) Nu, toen ik in 2008 op de Boekenbeurs mijn boek signeerde, zijn enkele oud-medestudenten uit het college, daar alvast een hartelijke babbel met mij komen voeren.

Als jullie mij nu, op mijn 65, vragen mijn collegetijd terug tot leven te wekken, dan stel ik vast dat ik mij vooral de lagere jaren herinner. Met leraars zoals (de jong gestorven) heer Abts van wiskunde, dhr. Van Brussel (alias ‘de Lisa’) van Nederlands, priester Georges Buyck van Latijn en Grieks met zijn kleine, kwikke gestalte. Bij de hogere jaren denk ik spontaan aan mijnheer Van Ginniken (Nederlands). Achteraf ben ik hem nog een paar keren tegengekomen als ik voor de Partij van de Arbeid (PVDA) verkiezingscampagne voerde op het Sint-Jansplein in Antwerpen. Hij was toen al op pensioen en kwam daar verse vis kopen. Een minzame, ruimdenkende man. Bij die ontmoetingen kreeg ik altijd wat wroeging dat we het hem, als belhamels, in de klas vaak lastig hadden gemaakt. Hij had beter verdiend. Vooral omdat hij een ruimere culturele belangstelling probeerde te wekken die het prestatiegerichte schoolse gebeuren van toen (‘de punten’!) oversteeg. Met dit interview in Ic Hou zullen misschien nog meer herinneringen aan mijn collegetijd gaan herleven. Hoe dan ook: dat Ic Hou me de kans geeft hier vrij mijn – uiteraard  persoonlijke visie toe te lichten, toont hoeveel opener het denken in de voorbije veertig jaar geworden is, ook in de colleges. Dat is, volgens mij, voor een belangrijk deel te danken aan ‘mei 68’. Wat sommige anderen daar ook over mogen beweren: die beweging heeft fel geholpen om de geesten te bevrijden.

68: alles moest anders worden

Daar heb je het magische begrip “Mei 68”. Kan je dat voor onze jonge lezers (en jonge collega’s) even verduidelijken?

1968 was dat wonderjaar waarin de jeugd in Parijs, in Berlijn en Berkley-California (USA) en in zoveel andere steden de oude wereld contesteerde en de hemel bestormde. In mei ’68 barstte die beweging als een vulkaan uit in Parijs, met wekenlange stakingen van de cursussen, bezettingen van de auditoria en grote betogingen, waaronder de beruchte ‘nacht van de barricaden’. Alles moest anders worden. De jeugd wilde het elitaire en autoritaire onderwijs vervangen door een democratische universiteit in dienst van het volk, met inspraak voor de studenten. Taboes op seksueel gebied moesten sneuvelen, zeker nu ‘de pil’ haar intrede had gedaan. De VS moesten stoppen met hun oorlog ver van huis in Vietnam. Che Guevara en Fidel Castro hadden met succes een revolutie doorgevoerd in Cuba en werden ook hier idolen. In België speelde de eis tot overheveling van de Franstalige universiteit van Leuven naar Wallonië een belangrijke rol. In Leuven was dat de concrete aanleiding voor de twee studentenrevoltes − een eerste in mei 1966 en een tweede in januari 1968.  Aan de universiteit van Gent zou om een totaal andere reden − het verbod van een conferentie over ‘Zin en onzin van pornografie’ – een jaar later de Maartbeweging van 1969 losbarsten. Zowel in Leuven als Gent waren dat dagen en weken van verhitte volksvergaderingen in overvolle auditoria.  In het algemene internationale klimaat van toen duwden al die discussies betogingen en acties duizenden studenten in de richting van een progressief, links en radicaal-democratisch gedachtegoed. Het kapitalisme werd in vraag gesteld, er werd concreet gewerkt aan solidariteit met de arbeidersklasse en met de Derde Wereld.

Graag onder de mensen

Wie en/of wat deden je kiezen voor geneeskunde?

Kris. Ik voel me goed als ik mensen kan helpen en bij de waardering die je in ruil daarvoor vaak krijgt. Ik ben graag onder de mensen en nogal empathisch. Echt kunnen meevoelen met alles wat je patiënten overkomt, niet alleen medisch maar ook op sociaal en familiaal vlak, is belangrijk als je een goede arts wil zijn.
Toch heb ik pas in de ‘retorica’ (6de jaar ASO) beslist geneeskunde te doen. Daarvoor speelde ik altijd met het idee om Romaanse talen te studeren. Mijn ouders hechtten veel belang aan de kennis van het Frans. Al op mijn twaalfde stuurden ze me naar een Vlaams familielid die een boerderij begonnen was in Normandië (Frankrijk) om er die taal te leren. De jaren erna deed ik in de vakanties mee aan ‘taaluitwisselingen’. Mijn zus en ik gingen enkele weken in een Waalse familie wonen en er Frans spreken, hun zoon en dochter kwamen daarna op hun beurt naar ons thuis in Stekene om Nederlands te leren. Ik had dat altijd heel fijn gevonden.

Waarom ging je in Leuven studeren en niet in Gent?

Kris. Dat kwam door de ideologische verzuiling die toen nog sterk was. De opsplitsing in gelovigen-vrijzinnigen en in katholieken (christen-democraten), socialisten en liberalen. Wie in een christelijke familie opgroeide, werd geacht naar een katholieke middelbare school te gaan en, als hij of zij hogere studies aanvatte, naar de Katholieke Universiteit van Leuven. Een Rijksuniversiteit, zoals die in Gent, werd toen door heel wat katholieken nog als ‘goddeloos’, en dus als slecht ja zelfs ‘zondig’, aangezien. Ook dat is nu gelukkig grotendeels ver verleden tijd.

In dienst van de werkende mens en de Derde Wereld

Wat dreef je naar huisartsgeneeskunde en niet naar een of andere specialisatie?

Kris. Het heeft nochtans weinig gescheeld of ik was specialist geworden. Toen ik in 1969 afstudeerde als dokter was ik links geworden. Zoals vele vrienden in die tijd nam ik me voor mijn leven in dienst te stellen van de werkende mensen hier bij ons en in de Derde Wereld. We wilden de daad bij het woord voegen: ‘salonsocialist’ worden zou aan ons niet besteed zijn. Sommigen maakten radicale levenskeuzes door hun diploma van advocaat, psycholoog of ingenieur aan de haak te hangen en als gewone arbeider te gaan werken in de mijnen, in de textiel- en staalfabrieken of op de scheepswerven. Zelf aarzelde ik nog en begon ik aan een carrière als stagiair bij het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (NFWO) gekoppeld aan een eerste jaar opleiding tot specialist Inwendige Ziekten. Maar in dat jaar 1970 braken er grote stakingen uit. Eerst, in januari, van de 20.000 mijnwerkers in Limburg. Aangezien zij geen stakersvergoeding ontvingen, ging ik ’s avonds na mijn werk in het academisch ziekenhuis, gratis huisbezoeken bij hen doen. In april van hetzelfde jaar begonnen de scheepsbouwers van Cockerill Yards in Hoboken (Antwerpen-Zuid) aan een staking die zestien weken zou duren. Ook daar ging ik met andere (ex)-studenten onze hulp aanbieden. In mijn boek ‘Dokter voor het volk’ beschrijf ik hoe ik bij de mijnwerkers en scheepsbouwers beroepsziekten als stoflong, metaaldampkoorts, asbestaandoeningen van de longen… van dichtbij leerde kennen. En hoezeer mij dit aangreep. Ook de sociale en politieke kracht die van zo’n grote strijdbare arbeidersgroepen kan uitgaan maakte indruk op mij. En dan was er het warme menselijke onthaal dat we kregen. Die arbeiders apprecieerden sterk dat wij hen als intellectuelen kwamen helpen. Dat wij ons niet boven het gewone volk verheven voelden en, in plaats van eigen carrière en verrijking na te streven, de leuze Dien het volk echt waar wilden maken. Als wij stelden dat wij, als echte socialisten, voorstanders waren van gratis gezondheidszorg, wekte dat hun enthousiasme. En zo ontstond dat idee om als huisartsen te beginnen met ‘Geneeskunde voor het Volk’. We zouden de mensen gratis verzorgen aan de terugbetalingstarieven van de mutualiteit. Zo realiseerden we, in het klein, een voorafspiegeling van de maatschappij die we nastreven: een waar niet alles draait om de poen, maar wel om de mensen. Dat wil zeggen: voor iedereen goede en toegankelijke gezondheidszorg verzekeren en ook onderwijs, huisvesting, vervoer, voeding, en natuurlijk werk. Als huisartsen, dicht bij de mensen, zouden we hen ook kunnen bijstaan in hun strijd tegen de maatschappelijke oorzaken van ziektes zoals ongezonde arbeidsomstandigheden (het werken in stof en giftige dampen of met gevaarlijke producten) en milieuvervuiling.

Het geloof in ‘Het kan anders’

Vanwaar je doorgedreven, zeer consequent, politiek engagement. Of spreken we eerder van sociaal engagement? Of misschien zelfs van “roeping”? Waar werd je door de eerste vonk geraakt?

Kris. Mijn ouders waren allebei onderwijzers en actief in de christelijke arbeidersbeweging (ACV, mutualiteit, KWB). Een deel van mijn sociaal engagement voor de arbeiders en voor ‘de zwakken’ is daardoor geïnspireerd. Maar het is toch vooral mijn deelname aan de studenten- en arbeidersstrijd, eind van de jaren 60 en begin van de jaren 70, die mijn leven in een beslissende plooi gelegd heeft. De confrontatie met de miserie in de Derde Wereld heeft mij ook altijd gesterkt in mijn engagement voor een niet-kapitalistische wereld. Dankzij Unicef, het kinderfonds van de Verenigde Naties, weet ik dat tot op vandaag elke dag 24.000 kinderen voor hun vijfde levensjaar sterven door honger of door ziektes die gemakkelijk te voorkomen of te genezen zijn (diarree, longontsteking, malaria, tetanus, mazelen…). Om de vijf dagen sterven er dus nutteloos evenveel kinderen onder de vijf als er slachtoffers vielen bij de atoombom van Hiroshima: 120.000! Zoiets doet je toch rebelleren. Zeker als je weet dat er een alternatief mogelijk is. Kijk naar Cuba. Ik zeg niet dat alles daar perfect is, verre van, maar de inspanningen om de beperkte rijkdom eerlijk te verdelen hebben wel tot een fantastisch gezondheidsresultaat geleid. De kindersterfte voor het vijfde levensjaar is er gedaald tot 6 kinderen op duizend. Dat is hetzelfde uitstekende niveau als in het rijke België. In het buurland van Cuba, Haïti, sterven nog altijd 76 kinderen op duizend voor hun vijfde. Indien heel Latijns-Amerika hetzelfde lage kindersterftecijfer zou halen als Cuba, zouden elk jaar 260.000 kinderen op dat continent gered worden.

Klare afspraken met de familie

Hoe ging je om met de tegenstand die je ontegensprekelijk in je eigen familiekring zal ondervonden hebben? Hoe heb je hen proberen te overtuigen? Of was het eerder hopeloos en zei je :”Laat me, laat me, laat me m’n eigen gang maar gaan …”?

Kris. Mijn ouders waren in de jaren dertig van vorige eeuw in de katholieke normaalscholen van toen sterk opgezet tegen alles wat naar marxisme en socialisme rook. Het was dus logisch dat het hen niet zinde toen ik die richting uitging. Dat heeft in het begin aanleiding gegeven tot onprettige discussies. Maar we zijn daar vrij vlug uitgeraakt met een paar klare afspraken. We zouden respect opbrengen voor elkaars mening en voor het goede dat ieder, vanuit zijn inspiratie, deed. Zo kon het weerzien aangenaam blijven en konden conflicten vermeden worden. Mijn vrouw, die mijn engagement deelt, en ikzelf hebben een goede band met de hele familie. Onze overtuiging en ons werk worden er gewaardeerd. Vorig jaar heeft mijn vader, op zijn 94 (!), eigenhandig 120 exemplaren van mijn boek verkocht in ons geboortedorp Stekene.
Dat de PVDA komaf gemaakt heeft met extreme trekjes die sommige van onze vroegere standpunten en optredens kenmerkten, heeft geholpen voor de toenadering. En natuurlijk ook de toenemende steun die we in de loop van de jaren vanuit diverse kringen gekregen hebben. Onlangs heeft Het Laatste Nieuws mij bij haar long list van 300 ‘prominente Belgen’ geplaatst. 3500 lezers kozen daaruit wie volgens hen bij de Top 100 van 2009 hoort. Ik eindigde daarbij, tot de verwondering van de krant en van mijzelf, op plaats 36. Ruim vóór de koning, Jean-Luc Dehaene, Louis Tobback, Justine Henin en zelfs Free Souffriau, alias Mega Mindy. (lacht) Dat is toch wel een bewijs hoe ons initiatief voor gratis en goede geneeskunde, maar ook het op een eerlijke, consequente manier aan politiek doen, tot de harten en geesten kan spreken. Zeker in de huidige onzekere tijden.

Pionierswerk

N.a.v. het verschijnen van je boek “Dokter van het volk” schrijft prof. De Maeseneer, hoogleraar huisartsgeneeskunde en eerstelijnsgezondheidszorg, UGent “dat je een van die generatie artsen bent die de kans die de maatschappij hen gaf, doordat ze vaak als eerste in hun familie, door de democratisering van het onderwijs naar de universiteit konden gaan – met beide handen hebben gegrepen om een nieuw antwoord te geven op de vraag: welke artsen hebben we nodig in de samenleving?” Kan je het een en ander kaderen?

Kris. Ik was inderdaad de eerste in onze hele Stekense familie die in 1962 naar de universiteit kon gaan. Voor die tijd werden de meeste landbouwer, vlasser, bakker, priester of kloosterzuster en een enkeling onderwijzer(es) of regent(es). Door hun meer volkse achtergrond stoorden heel wat studenten van de nieuwe generatie van rond 1960 zich aan het nogal elitaire, vaak wereldvreemde en weinig praktische karakter, van het universitaire onderwijs. Zo vond ik het niet kunnen dat we de eerste drie jaren van geneeskunde geen enkele zieke mens te zien kregen. Het was alleen maar theorie: scheikunde, fysica, fysiologie, anatomie, weefselleer enzovoort. Daarom stapte ik in het derde jaar, toen ik preses van mijn jaar geworden was, naar de proffen met een voorstel dat we vrijwillig een verpleegstage van twee weken wilden doen. We wilden met zieken leren omgaan, injecties geven, verbanden aanleggen maar ook bedden opmaken en bedpannen wegdragen. Een signaal dat we elke taak in een ziekenhuis evenwaardig vonden en, als toekomstige artsen, niet langer op een piëdestal wilden staan. Later is die verpleegstage een verplicht onderdeel geworden van de bacheloropleiding tot arts, en dat aan alle universiteiten. Ja, nog vóór mei 68, lieten we al een beetje een nieuwe, democratische wind in het artsenkorps waaien. Prof. Demaeseneer bestempelt dat als ‘de opkomst van artsen bij wie het opbouwen van status vervangen werd door maatschappelijk engagement, met bijzondere aandacht voor de mensen in nood, hier en in de ontwikkelingslanden.”

Prof. Demaeseneer schreef ook dat we met Geneeskunde voor het volk (GVHV) ‘visionair’ zijn geweest op het vlak van eerstelijnsgezondheidszorg door de klemtoon te leggen op 3 punten: 1)de noodzaak van een toegankelijke (gratis) en kwaliteitsvolle zorg,  2)het belang van sociale en economische determinanten (maatschappelijke factoren zoals inkomen, werkomstandigheden en leefmilieu) voor al dan niet gezond zijn en 3) het belang om patiënten en bevolking actief te betrekken. Dat is een mooie samenvatting van hoe wij geholpen hebben om bakens te verzetten in onze gezondheidszorg. Dat doet me veel plezier vanwege een gezaghebbende professor geneeskunde als Jan Demaeseneer. Want de kranten mogen mij dan wel ‘de uitvinder van de gratis geneeskunde in België’ noemen, prof. Demaeseneer heeft baanbrekend werk verricht om die gratis geneeskunde, binnen het systeem van de forfaitaire abonnementsgeneeskunde nog fel te vergemakkelijken. De 30.000 patiënten van de 11 groepspraktijken van GVHV, zijn tot dit systeem toegetreden. Samen met 150.000 patiënten van een tachtigtal andere Medische Huizen of Wijkgezondheidscentra. Die Medische Huizen krijgen, voor de betaling van de artsen en het andere personeel, per ingeschreven patiënt nu een vast (forfaitair) bedrag van gemiddeld bijna 10 euro per maand. Ongeacht of die patiënt nu eenmaal per jaar of eenmaal per week op raadpleging komt. De gezonde patiënten dragen dus solidair bij voor hen die vaker ziek zijn. De patiënten kunnen zo altijd zonder geld naar hun huisarts. Ze hoeven zelfs het terugbetalingstarief niet meer voor te schieten en moeten ook niet meer met een getuigschrift naar het ziekenfonds. Dat systeem werkt goed, tot voldoening van zowel de patiënten als de artsen. Ik ben ook blij dat, in september, de voorzitters van zowel de christelijke als de socialistische mutualiteiten ons vernieuwde veel grotere gezondheidscentrum in Hoboken mee officieel hebben geopend en zo de waardering van hun 8 miljoen leden voor ons werk hebben uitgedrukt.

De fakkel doorgeven: zo vader, zo dochter

Waarom schreef je een boek?

Om de rijke ervaring en de principes van Geneeskunde voor het Volk door te geven aan de jonge generatie. Want zoals onze jongste dochter Sofie (35), ook arts van GVHV in Marcinelle (Charleroi) schrijft in haar nawoord op mijn boek: “Mijn pa is een van de eersten die met Geneeskunde voor het Volk begon. Het had een banaal feit kunnen zijn, maar het werd een hele strijd.” Om te staan waar we nu staan hebben we een jarenlang gevecht moeten voeren, ondermeer tegen de conservatieve Orde van Geneesheren. Die zag, als verdediger van de rijke dokters, in ons een gevaar voor de privileges van die groep. In de jaren 70 hebben ze mij zelfs een paar weken geschorst als arts. Maar dat hebben we, met de steun van het volk, naast ons kunnen neerleggen. Uiteindelijk heeft de Orde zowel onze gratis geneeskunde, als onze koppeling van dienstverlenend medisch werk aan sociale en politieke actie, moeten aanvaarden. Met de steun van een strijdbare bevolking kan je grote machten op de knieën krijgen en mooie overwinningen behalen.

De nawoorden in mijn boek van negen jonge medewerkers – artsen, verplegers, beheersverantwoordelijken – vind ik zelf het meest ontroerende deel. Die jongeren leggen daar concreet uit waarom zij het nu nog beter zien zitten om, op een gelijkaardige maar uiteraard eigentijdse manier, hun leven professioneel en sociaal zin te geven. Mijn boek is geen theoretisch boek. Heel wat lezers melden op mijn blog dat het ‘leest als een roman’. Niet dat het een stationsromannetje is over dokters en verpleegsters, hoor. Maar omdat het zoveel herkenbare verhalen bevat over het leven van patiënten en dokters.

Verplichte lectuur voor toekomstige artsen

Waarom zou je boek volgens prof. Louckx van de VUB ‘verplichte literatuur’ moeten zijn ‘voor elke geneeskundestudent die straks op zinvolle manier met studenten wil omgaan’?

Kris. Zelf schrijft hij daarover: ‘Dit boek toont aan hoe vanuit een consequente visie op mens en samenleving een andere geneeskunde mogelijk is. Niet in een verre toekomst, maar vandaag, hier en nu.’ Professor Louckx apprecieert twee zaken. Vooreerst dat we een goede dokter willen zijn. Dat bekom je door je toewijding. In dat verband citeer ik zelf graag de befaamde Canadese chirurg dr. Norman Bethune die zijn leven gaf toen hij gewonde soldaten van het Rode Leger in China verzorgde: ‘Behandel elke patiënt alsof het je eigen vader, moeder, broer of zuster zou zijn’. Naast toewijding vind ik belangrijk om goede medische kwaliteit te leveren: voldoende tijd maken (wij trekken gemiddeld 20 minuten uit voor een raadpleging), in groep werken (zo kan je van mekaars sterke punten leren en elkaars fouten verbeteren), een goed elektronisch dossier bijhouden, regelmatige bijscholing, en aandacht voor gezondheidsopvoeding en zelfhulp van de patiënten.
Op de tweede plaats waardeert prof. Louckx dat we iets doen aan de maatschappelijke oorzaken van ziektes. Zo voerden we met succes strijd tegen de loodvergiftiging van arbeiders en kinderen (in de nabijgelegen wijken) door het non-ferrobedrijf Métallurgie Hoboken (nu Umicore). We pakken het probleem aan van de beroepskankers. Meer dan 600.000 van de 7 miljoen mensen die elk jaar wereldwijd sterven van kanker liepen die kwaal op door contact met giftige producten (zoals asbest, benzeen,… ) tijdens hun werk. Onlangs schreven twee van onze dokters een boek over stress op het werk, de ziekte van deze tijd: ‘Dokter, ik ben op’. Mijn collega dokter Dirk Van Duppen uit Deurne werd bekend door zijn actie voor de invoering van het kiwi-model uit Nieuw-Zeeland. Door, via openbare aanbesteding, de verkoop van een geneesmiddel toe te kennen aan de firma die de beste prijs en kwaliteit biedt, zijn liggen de prijzen daar 50 tot 90% lager dan bij ons. Zo zouden de geneesmiddelen veel minder kosten voor de patiënten  en de ziekteverzekering. En met het bespaarde geld zouden de zo nodige extra jobs voor zorg voor gehandicapten en bejaarden kunnen gefinancierd worden.

Wetenschappelijk werk

De groepspraktijken van Geneeskunde voor het Volk worden ook wel eens de 5de universiteit in Vlaanderen genoemd. Kan je dat even verduidelijken?

Kris. Door in groep te werken hebben we ook tijd vrij kunnen maken voor wetenschappelijke projecten ter verbetering van de huisartsengeneeskunde. Verschillende medewerkers van GVHV zijn gelauwerd voor De prijs van de huisarts of door het Riziv (Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering). Bewijzen dat ‘kwaliteit’ en ‘gratis’ kunnen samengaan is altijd een van onze doelstellingen geweest.

Huisdokter met politiek surplus

Vele laatstejaarsleerlingen van het SJKS denken er aan geneeskundestudies te beginnen. Kan je hen goede, motiverende, raad geven?

Als ze daar zin voor hebben, hebben ze gelijk voor geneeskunde te kiezen. De numerus clausus, het beperken van het aantal studenten geneeskunde, vind ik in de huidige omstandigheden ernstig fout. Op vele plaatsen is huisarts al een knelpuntenberoep geworden. Nochtans zijn goede huisartsen heel belangrijk voor een goede gezondheidszorg. Overweeg die piste dus, maar doe het dan zeker in groep. Natuurlijk hebben we goede en toegewijde specialisten nodig. Maar vaak verwondert het mij hoe weinig band die met hun patiënten kunnen opbouwen. Persoonlijk vind ik het belangrijk dat je dat mooie beroep van arts een sociaal en politiek surplus kan geven. Want wat brengt het op als jij je patiënt, die depressief is omdat hij ontslagen is, zo goed mogelijk helpt als het systeem dat maximale winst vooropstelt, ondertussen zoveel werklozen extra ‘produceert’? Is dat niet dweilen met de kraan open? Daarom is mijn devies: ‘Dokteren aan mens én maatschappij’.

In mijn lerarenopleiding was er een docent die zei: “Wie in zijn jeugd geen communist is, heeft geen hart. Wie op zijn dertigste nog communist is, heeft geen verstand.” Een zeer provocerende uitspraak …

Kris. Die aardig klinkende boutade is mij maar al te goed bekend. Maar is ze juist? Ik denk dat de ernstige financiële en economische crisis die vorig jaar losbarstte de marxistische analyse gelijk gaf: een economie die gedreven wordt door de ijzeren wet van de winstmaximalisatie leidt altijd opnieuw tot crisissen van overproductie en grote werkloosheid. En tot vernietiging van het leefmilieu. Dit weekend hoorde ik ex-premier Guy Verhofstadt (Open VLD) ootmoedig zeggen: ‘Ik heb gedweept met de gedachte dat de markten zichzelf zouden reguleren Dertig jaar geleden. Dat heeft dus anders uitgepakt. Zonder correctie door de overheid gaat het dus niet.’ Wie van ons beiden had er dus, op zijn dertigste, geen verstand? (lacht)

Dokter van het volk, Uitgeverij EPO, Berchem, 2008. 420 bladzijden, waarvan 64 bladzijden fotokaternen.

Waardevolle getuigenis

Geduldig, moedig en met een oog voor wat zwak is; zo zou je Kris Merckx kunnen omschrijven.
Met enkele krantenkoppen en oude foto’s laat hij op onze vormingsdag zien wat enkele jonge, bevlogen dokters vier decennia geleden teweegbrachten. Het verdient mijn bewondering dat iemand, voor wie vele mooie, toegankelijke en door onze maatschappij hoog aangeschreven paden openlagen, bewust koos voor de smalle en moeilijke weg. Als hij vertelt over de loodvergiftiging van de Hobokense arbeiders besef ik dat zijn standpunten gegroeid zijn uit de confrontatie met de realiteit waarin hij zich toen bevond. Wanneer hij het over de Orde van Geneesheren heeft die hem met de rug tegen de muur zette met aanklachten waar dwangsommen en een eventuele gevangenisstraf het gevolg van konden zijn, wordt hij nooit bitter. Hij blijft mild.
Ik vond het dan ook erg waardevol dat onze leerlingen hem aan het woord mochten horen in de fase van hun leven waarin zij over hun studiekeuze nadenken, hopend dat er enkelen mogen zijn die zijn voorbeeld zullen volgen.

Daan de Prins n.a.v. de vormingsdag in verband met beroepskeuze van onze 6de jaars in Bornem

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: