Bij onze tegenstem voor bijkomende residentie van aartsbisschop: reflexie over financiering van erediensten

_Kathedraal_van_Sint-Michiel_en_Sint-GoedeleAls kersverse provincieraadsleden van de PVDA+ dienden Nicole Naert en ik al twee maal te stemmen over provinciale kredieten voor de erediensten. We hebben ons toen onthouden. Op 28 maart lag een verhoging ter goedkeuring voor van de subsidies aan de erediensten met 127.000 euro, bovenop de 250.000 euro die in de begroting 2013 voorzien zijn. Daarbij een bedrag van 42.407 euro voor de ‘achterstallige bijdrage’ aan ‘de bijkomende residentie van de aartsbisschop in Brussel’. Omdat zich daar een duidelijke tegenstem opdrong, ontwikkelde ik bij mijn verantwoording, ook enkele elementen voor een globaler standpunt over de financiering van erediensten door de overheid. Raadsleden van andere partijen, die conform de discipline binnen hun partij het krediet goedkeurden, kwamen mij achteraf vragen of ik deze ‘interessante bedenkingen’ niet op schrift wilde zetten. Wat ik bij deze summier doe.

Eerst wat uitleg over de financiering van de erediensten door de overheid. In essentie steunt die nog op wetten uit de tijd van Napoleon Bonaparte uitgevaardigd in 1802, 1803 en 1809.
Meer details over de geschiedenis en de modaliteiten van deze financiering vind je ondermeer hier in de motivering van het bewuste provincieraadsbesluit waar wij tegenstemden.

De financiers: federaal, gemeenten en provincies

Samengevat staan actueel drie bestuursniveaus in voor de subsidiëring van de erediensten. De twee eerste nemen het grootste pakket op zich:

1) De federale overheid. Het Ministerie van Justitie betaalt de wedden van de bedienaren (pastoors, imans en dominees).
2) De gemeenten. Zij moeten, voor de drie al lang erkende godsdiensten (katholiek, protestants en anglicaans) voorzien in a) een behoorlijke woning (of een woonstvergoeding) voor de bedienaren en b) het dekken van de tekorten van de kerkfabrieken.
3) De provincies.
– Zij moesten al lang instaan voor:
a) het verschaffen en onderhouden van een ‘behoorlijke woning’ (residentie) voor de bisschop (en eventueel ook de aartsbisschop indien die in hun provincie zijn standplaats heeft);
b) het dekken van de tekorten van de kathedrale kerkfabrieken. Voor de provincie Antwerpen zijn dat niet alleen die van Onze-Lieve-Vrouw te Antwerpen en van Sint-Rombouts te Mechelen maar gedeeltelijk ook die van Sint-Michiel-en-Goedele te Brussel. Dit laatste omdat een deel van de provincie Antwerpen kerkelijk gezien bij het aartsbisdom Mechelen-Brussel behoort samen met de provincies Vlaams en Waals Brabant en het Brussels hoofdstedelijk gewest. Die vier entiteiten dragen bij aan de financiering van het aartsbisdom, in verhouding tot hun aantal inwoners wonend in de geografische omschrijving van het aartsbisdom (ongeacht of ze nu al dan niet katholiek zijn).
– Sinds de erkenning van de islamitische godsdienst (1974) en van de orthodoxe (1985) dienen de provincies voor deze twee erediensten dezelfde verplichtingen op zich te nemen als die welke de gemeenten al lang hebben voor de oudere erkende godsdiensten. Aangezien deze laatsten stabiel blijven of achteruitgaan terwijl de islamitische eredienst groeit, gaan, zeker in de toekomst, vooral de provincies te maken krijgen met een stijging van de uitgaven voor de post erediensten.

Naast de kathedraal van St. Michiels en St. Goedele in Brussel dienen drie provincies en het Hoofdstedelijk Gewest ook bij te dragen voor een bijkomende residentie van de aartsbisschop in Brussel.

Naast de kathedraal van St. Michiels en St. Goedele in Brussel dienen drie provincies en het Hoofdstedelijk Gewest ook bij te dragen voor een bijkomende residentie van de aartsbisschop in Brussel.

Maar ook de verantwoordelijkheid voor de bisschoppelijke residenties en kathedralen zorgen voor belangrijke uitgaven, die overigens van jaar tot jaar zeer sterk kunnen verschillen (bv. door belangrijke onderhouds- of verbeteringswerken aan de kathedralen).
Een eerder klein, maar duidelijk betwistbaar, voorbeeld daarvan is het extra krediet van 42.407 euro dat het provinciebestuur van Antwerpen op 28 maart liet goedkeuren. Zoveel bedraagt de ‘achterstallige bijdrage’ die onze provincie nog verschuldigd is voor haar aandeel in de jaarlijkse ‘bijkomende residentievergoeding’ voor de ‘kleinere’ extra residentie waarover de aartsbisschop ook in Brussel beschikt. Die vergoeding wordt nog altijd uitgedrukt in Belgische franken en bedraagt 1.350.000 BEF of 33.465 euro. Zoals gezegd jaarlijks gezamenlijk op te hoesten door de provincies van Antwerpen, Vlaams en Waals Brabant en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De kosten voor de grotere dubbele hoofdresidentie van de aartsbisschop in Mechelen – het aartsbisschoppelijk paleis Wollemarkt 15 en het voormalig Refugium van Sint-Truiden in de Schoutetstraat – vallen volledig ten laste van de provincie Antwerpen.

Hier geef ik nu, in grote lijnen, de verklaring van onze neen-stem voor de bijkomende residentievergoeding voor de aartsbisschop zoals ik die in de provincieraadszitting van 28 maart naar voor bracht.

“Collega’s,

Tot nu heeft de PVDA+ zich bij de kredieten voor de erediensten onthouden. Een van de redenen daarvoor is dat we in onze partij nog geen grondig debat hebben kunnen houden met het oog op een meer complete onderbouwing en mogelijk actualisering van onze standpunten terzake. Een debat waarvoor we uiteraard ook overleg gaan plegen met vertegenwoordigers zowel van geloofsgemeenschappen als van vrijzinnige verenigingen en anderen. Persoonlijk zal ik – en ik vermoed ook vele andere partijleden met mij – in dat debat er voor pleiten volgende principes te hanteren en te handhaven:

Zes principes

Eerste principe is dat van de godsdienstvrijheid, de vrijheid om zowel godsdienstige als niet-godsdienstige overtuigingen aan te hangen.

Tweede principe: godsdienst is een privézaak. Als dusdanig behandelen wij ze ook in onze partij. Bij onze leden zijn er veel vrijzinnigen en atheïsten maar ook heel wat gelovigen, moslims, christenen, joden, boedhisten en andere. Wat ons verenigt is het gezamenlijk akkoord over het economisch, sociale, ecologische en democratische programma van de partij.

Derde, en in mijn ogen voornaamste principe: de scheiding van kerk en staat. Je kan er, volgens mij, niet omheen dat de kredieten voor de erediensten die hier door alle andere partijen zo vlotjes gestemd worden, flagrant in strijd zijn met dit principe. En dat door partijen die in hun kritiek op bepaalde staten en regimes vaak de afwezigheid van scheiding tussen kerk en staat als hoofdargument gebruiken.

Vierde principe. De financiering van de erediensten an sich dient logischerwijze te gebeuren door bijdragen van de gelovigen zelf. Indien de overheid daarin kan of moet tussenkomen kan dat eventueel door een vorm van Kirchensteuer of kerkenbelasting zoals in Duitsland bestaat. Daarbij kan elke belastingplichtige op zijn belastingaangifte aangeven of, en aan welke geloofs- of andere levensbeschouwelijke gemeenschap, hij of zij een daarvoor voorzien deeltje van zijn belasting wil toewijzen.

Vijfde principe. Het staat geloofsgemeenschappen uiteraard vrij initiatieven te nemen voor sociale, culturele en humanitaire activiteiten. Zij kunnen daarvoor organisaties oprichten (vzw’s en andere) die aanspraak kunnen maken op subsidiëring op grond van dezelfde criteria als deze die gelden voor niet-confessionele organisaties.

Zesde principe. Zolang er overheidsfinanciering voor de erediensten voorzien is kan er in geen geval sprake zijn van discriminatie. Alle erkende godsdiensten dienen dan op volledig gelijke voet behandeld te worden. Dit standpunt staat dus volledig in contrast met het stemgedrag dat we hier al twee maal gezien hebben vanwege een partij (het VB, km) die volmondig ja stemt voor de kredieten voor Westerse christelijke godsdiensten maar uitdrukkelijk een neen-stem laat noteren voor elke islamitische geloofsgemeenschap. Dat is discriminatorisch en stoelt op verwerpelijke opvattingen waarvoor deze partij al veroordeeld is maar waarmee ze duidelijk nog niet gebroken heeft.

Zoals gezegd: het debat over dit alles is in onze partij nog niet au fond hernomen en afgerond. U zal begrijpen dat wij het, in de huidige economische crisis, urgenter vinden te debateren over de miljonairstaks dan over de modaliteiten van een eventuele Kerkentaks. De miljonairstaks kan namelijk hulp bieden aan mensen van alle gezindheden en overtuigingen. Door hen te behoeden voor de vlagen asociale besparingen die de diverse regeringen over ons heen kieperen en door te zorgen dat de werkgelegenheid bij de overheid niet langer wordt afgebouwd maar toeneemt. Hoe dan ook, met wat ik hierboven, deels in persoonlijke naam, toelichtte krijgt u alvast enig zicht op de overwegingen die ons aanzetten om een neen-stem uit te brengen over dit specifieke krediet voor de bijkomende residentie van de aartsbisschop in Brussel.

Bijkomend wil ik nog verwijzen naar het feit dat de nieuwe paus, door zijn naamkeuze, zijn kerk wil profileren als die van de armen. Wat weerhoudt de Belgische aartsbisschop en bisschoppen dan om voor een gelijkaardige koers te kiezen en die ook waar te maken? Bijvoorbeeld door alvast af te zien van een bijkomende residentie in Brussel? Brussel ligt vandaag op een zucht van Mechelen – we zijn immers niet meer in de in tijd van Napoleon waar dat traject nog met paard en koets diende afgelegd te worden.
Meer algemeen zouden de bisschoppen hun residenties, die nu betaald worden door de overheid, kunnen overdragen aan de gemeenschap. Die kan dan blijven instaan voor het onderhoud en de restauratie van deze gebouwen, indien ze historische of architecturale waarde hebben. Maar dat dient dan gefinancierd te worden door het budget voor erfgoedbeheer en niet via een budget voor erediensten. Als de bisschoppen die gebouwen zelf willen aanhouden betalen ze daar dan een redelijke huur voor. Of ze kopen ze met eigen middelen aan.

Een wet van 8 germinal jaar X

Met onze tegenstem willen we ook een signaal geven naar de Vlaamse regering (en evenzeer naar de federale en die van Wallonië en Brussel): doe wat jullie in 2004 en 2012, bij de nieuwe decreten over de financiering van de erediensten niet aandurfden. Zorg voor een moderne en democratische wetgeving met betrekking tot de erediensten op basis van principes zoals hierboven gesuggereerd. En niet op basis van concessies gedaan aan de clerus (de voormalige ‘Eerste Stand’) door een Napoleon Bonaparte die zich begon te verwijderen van de principes van de burgerlijke Franse Revolutie. En daarom die fameuze wet van 8 germinal jaar X (8 april 1802) uitvaardigde waarop de financiering van de erediensten in het moderne België/Vlaanderen/Brussel/Wallonië meer dan 200 jaar later nog altijd stoelt.
En let wel, ik heb helemaal niets tegen de term ‘Germinal.’, wel integendeel. Die roept bij mij een positieve connotatie op. Zowel omdat het de titel is van een prachtige sociale roman van Emile Zola als omdat het de naam was van, helaas vaak verdwenen, socialistische Volkshuizen.”

Zoals u ziet: ik heb mijn best gedaan op met genuanceerde argumenten de collega’s van de andere partijen te overtuigen te stemmen tegen dit niet te verantwoorden krediet voor de bijkomende residentie van de aartsbisschop en zo ook op te roepen tot een herziening van het systeem der financiering der erediensten. Helaas waren Nicole Naert en ik de enigen die tegenstemden. Zowel meerderheid (N-VA, CD&V, sp.a) als de andere oppositiepartijen (Open VLD, Groen en VB) keurden dit specifieke punt goed of onthielden zich (om andere redenen). Hooggestemde verklaringen doen over de gehechtheid aan principes zoals de scheiding van kerk en staat of het vrije denken is blijkbaar gemakkelijker dan een wet van Napoleon van 1802 te veranderen die daar flagrant tegen in gaat.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: