China 2010 versus 1970 (9): Dit land is nog roder dan ik dacht

Uniform vrijwilligers Expo 2010

‘Ik denk dat het hier om zeep is, Kris. Als je die aanwezigheid van multinationals en reclame ziet en die rijken, sommigen zelfs met een Porsche en een Lamborghini. Die jeugd spreekt hier niet meer over Mao, die is, zoals bij ons bezig, met consumeren en rijk worden.’ Dat stelde een linkse medereiziger na de eerste dagen van onze reis. En, eerlijk, voor ons vertrek koesterde ik, op basis van het nieuws dat in onze media over China domineert, ook die vrees. Na drie weken reisindrukken en wat studie er over, kijk ik er anders en genuanceerder tegen aan. Foto’s groter en scherper? Klik er op.

Onze reis, van de Vereniging België-China had enig studiekarakter. Zo hadden we, via de NGO Hong Ge voor de bevordering van landbouwcoöperatieven, aangegeven dat we, naast een aantal toeristische plaatsen, vooral dorpen en bedrijven op het platteland wensten te bezoeken. Maar de uitwerking van het programma was volledig uitbesteed aan commerciële, toeristische agentschappen. Het was in geen geval een politiek omkaderde reis. Een gids zei zelfs regelmatig minder fraaie dingen over het socialisme en geen enkele hield zich in om problemen te signaleren en kritieken te uiten. Daarom vond ik des te verrassender dat ik zelf, op zo’n reis, bij herhaling spontaan toch heel wat elementen van een socialistisch beleid meende op te merken. Ik verwijs naar drie zaken die me daarbij bijzonder troffen.

Collectieve aanpak

Eerste vrij opvallend feit: heel wat zaken worden duidelijk nog collectief aangepakt. Neem nu de huisvesting. In de steden zie je meestal dat de hoge flatgebouwen in groepen van vijf, tien of meer allemaal dezelfde architectuur en structuur hebben en in een groter plan passen .

Beeld van de hoogbouw in Shanghai vanop de Expo op de rechteroever. Foto Luce Stappaerts.

Vijf of meer hoogbouwflats in dezelfde stijl, passend in een groter ruimtelijk plan. Hier in Shanghai, maar ook elders. Foto Luce Stappaerts.

Bij onze reis doorheen het platteland zagen we regelmatig dat de boeren ineens voor het hele dorp of een groot deel ervan nieuwe huizen bouwen. Niet zelden nadat ze eerst het oude dorp met de grond gelijk maakten. Die nieuwbouw is ongeveer dezelfde voor iedereen. Niet even uniform als vroeger in Holland of in onze sociale wijken, maar het scheelt niet veel. Ik legde al uit hoe industriële initiatieven op het platteland vaak het initiatief zijn van dorpsbesturen of coöperatieven die zorgen dat de hele gemeenschap er profijt uit haalt.

Het bestuur van een plattelandsdorp onder Danfeng (Xian) probeert voor zijn inwoners quasi gelijkwaardige nieuwe huizen te bouwen. Foto Olivia Snykers.

Om de fauna en flora te beschermen tegen houtkap en jacht werden bergbewoners hervestigd in bijna identieke huizen in de vallei. Foto Frans Meul.

De dorps- en partijverantwoordelijke (midden) van de ex-bergbewoners woont ietsje comfortabeler… Foto Luce Stappaerts.

...met extra kamer, een mooie living en...

…en een home-cinema, maar hij woont midden in dezelfde straat en is aanspreekbaar voor iedereen.

Overheid omnipresent

Twee. De overheid lijkt omnipresent te zijn om de grote lijnen uit te zetten, te corrigeren, en bij te sturen. Dat hoor je ook in het spontane discours van de mensen. Vastgoedprijzen die de pan uitswingen? Hoe zit het met de migrantenarbeiders hun lonen? Met de toegang van hun kinderen tot het onderwijs in de steden? Met de hoge kosten voor verzorging in het ziekenhuis? Met de quasi afwezigheid van pensioenen op het platteland? (1) Iedere keer wordt in het antwoord op zulke vragen verwezen naar the government, de lokale of centrale regering die die of die wet uitvaardigde. Die zo of zo regels oplegt en controle uitoefent. Die die of die maatregel al dan niet met succes probeerde.

Als je bij ons de mensen over de politiek en de regering hoort spreken dan is het vaak over alles wat de politici niet of slecht doen. Als de mensen in China het over de overheden hadden, had ik meestal het gevoel dat ze spraken over een regering die in hun ogen echt regeert. En, zoals gezegd, te oordelen naar de kritieken die ze vaak ook gaven, had ik de indruk dat velen vrijuit spraken. In elk geval een serieus verschil met het voorspelbare verhaal dat ik in 1970 vaak te horen kreeg.

Heel wat linkse mensen vinden het aandeel van de staatssector in de economie het voornaamste criterium om over het socialistisch karakter van een regime te oordelen. Sommigen nuanceren dat (zie verder). Op dit punt is er onduidelijkheid. Professor Chen Zhiwu, van de prestigieuze universiteit van Yale en zelf van Chinese origine, stelt dat ‘de Staat drie kwart van de rijkdom van China controleert’.(2)

Een schip van Cosco (Chinese Overseas Shipping Company). De containers van dit staatsbedrijf vinden we ook met duizenden in de Antwerpse haven.

Een andere gesprekspartner van ons in China beweerde daarentegen dat de staatssector er minder zwaar zou wegen dan in Frankrijk en Groot-Brittannië. Dat lijkt niet te kloppen. Zo citeert Peter Franssen over de bezitsstructuur in de industrie een degelijke bron die in 2006 stelt : “Het gedeelte in gemeenschappelijk bezit neemt 38 procent van de productie voor zijn rekening, het privégedeelte 30 procent en het gemengde gedeelte (een mengvorm van privé en gemeenschapsbezit) 32 procent.’ (3) Die mengvormen zijn soms heel complex: centrale en lokale overheden en coöperatieven samen met privé-investeerders. Frank Willems vertelde ons dat een onderhandeling over de overname van een Chinees glasbedrijf door Glaverbel spaak liep ondermeer omdat men onmogelijk zicht kon krijgen op de aandeelhoudersstructuur. Peter Franssen stelt in 2007 formeel: “De staat bezet alle economische commandoposten. Hij heeft een monopolie of een sterke meerderheid in de sectoren die de ruggengraat van de economie vormen en er de leiding van uitmaken: de financiële sector, de energiesector, de staalsector, de petrochemie, de telecommunicatie, de scheepsbouw, de vliegtuigbouw, de ferro- en non-ferro, de mijnbouw, het transport, de automobielsector, de bouwsector.” (4) Voor wat de financiële sector betreft wordt dit alvast bevestigd door The Economist. Die stelt dat vier van de tien voornaamste banken in de wereld vandaag Chinees zijn. Die verkeren, in tegenstelling tot de westerse banken, in goede gezondheid: “Zij verdienen geld (maar) de Staat bezit de meerderheid van de aandelen en benoemt de topleiders wiens vergoedingen maar een fractie bedragen van die van hun westerse collega’s.” (5)

De Bank of China, sinds kort ook actief in België, is de tweede van de vier Chinese banken die bij de toptien van de wereld horen. Die banken zijn in goede gezondheid en in handen van de staat. Hun topleiders verdienen een fractie van westerse collega's. Grote banken, energiesector, transport, telecommunicatie, automobiel en andere sleutelsectoren worden nog gecontroleerd door de staat. Foto Eddy Hauman.

Hall van een fabriek voor gemotoriseerde triporteurs nabij Luoyang. Bij de ontvangst hadden niet alleen de directeurs een prominente plaats...

...maar ook deze dame, lokale partijverantwoordelijke. Foto Frans Meul.

Dat de overheid en de partij nog een dikke vinger in de pap hebben konden wij soms ook aan kleine dingen merken. Bij een bezoek aan een filiaal van Chongqing Yianshi Motorcyles Ltd. stond een dame van het lokale bestuur prominent in het midden. Ook de bedrijfsvertegenwoordigers behandelden haar als iemand die het mee voor het zeggen had. Gelijkaardige ervaringen hadden we op andere plaatsen. Het leek op het eerste gezicht te bevestigen wat Bert De Graeve, de CEO van Bekaert, de Belgische multinational met staaldraadfabrieken in China zegde: “Ik denk dat het moeilijk zou zijn iets te doen wat zij (de staat en de partij, km) niet willen. De partij is het echte machtscentrum.” (6)

Dit opschrift in het station van Xi'an lijkt Bert De Graeve, CEO van Bekaert gelijk te geven: de partij blijft de baas. Foto Frans Meul.

Hoge eisen aan jonge partijleden

Derde zaak die mij op deze reis opviel waren de hoge eisen die worden gesteld om lid te worden van de Communistische Partij, ondermeer aan de jongeren. Wij hadden geen enkel officieel noch informeel contact met de partij as such. Toch probeerde ik, uit persoonlijke interesse en als het pas gaf, af en toe te achterhalen hoe de gewone man en vrouw met wie we contact hadden over de partij dachten.
Zo leverde een gesprekje met ‘Joe’ onze jonge gids (29) in Hangzhou mij ongevraagd een sympathieke one-liner op over de partij. Ik had opgemerkt dat hij vrij positief was over wat het land en de regering realiseren maar tegelijk objectief de pijnpunten aangaf (bv. vastgoedspeculatie en dure prijzen appartementen). Tijdens een gesprek met onze Belgische reisleiders had hij ook, spontaan en vrij emotioneel, verteld hoe blij hij was dat onze groep zo oprecht geïnteresseerd was in vele aspecten zijn land. Iets wat met Westerse toeristen niet altijd het geval schijnt te zijn. Ik dacht dat zo iemand misschien wel lid kon zijn van de CP en stelde hem de vraag. Zijn antwoord: “Oh neen, dat is te moeilijk.” Waarom, vraag ik. Hij: “You have to be a nice guy to everybody, or to realise remarkable things in studies, science or sports.” Een vriend zijn voor iedereen. Dat kan er voor mijn part door als populaire, en allicht dus ook simplifiërende, interpretatie van het aloude ‘Dien het Volk ’.

Volgens onze gids ‘Joe’ in Hangzhou (hier in een theeveld) die zelf geen CP-lid is, is het moeilijk om bij de partij te komen: ‘You have to be a nice guy to everybody’. Foto Eddie Hauman.

Over de partij polste ik ook nog andere jongeren. Ondermeer een laatstejaarsstudentin van de universiteit. Ik vroeg haar wie er in haar klas lid van de partij is en of ze het doen om het volk te dienen of voor hun carrière. Haar antwoord: “Op 40 studenten zijn er 4 (kandidaat-)lid van de partij. Van twee ben ik zeker dat zij het doen om het volk te dienen, aan de twee anderen twijfel ik.” Na onze terugkeer in België bleef ik per mail met haar in contact. Zo vertelde ze over het vrijwilligerswerk dat ze deze vakantie zou gaan doen in een achtergebleven provincie. Een van de doelen was beter op de hoogte te geraken van de problemen van de armere bevolking. Het was een project gesponsord door de universiteit en ze was aangemoedigd door de afdeling van de Communistische Jeugdliga om er aan deel te nemen. Omdat ze daar positief over schreef, vroeg ik haar waarom ze zelf niet bij de partij is. Haar antwoord: “Omwille van dingen zoals het werk van de Jeugdliga, ben ik voor de Communistische Partij. Zij doet echt iets voor het volk en probeert voortdurend de levensomstandigheden van het volk te verbeteren. Maar als er dan problemen zijn worden die verantwoordelijken er ook op aangesproken. Ik wil hier niet het kneusje uithangen tegenover jou, maar je toch vertellen waarom ik aarzel om zoals zij lid van de partij te worden. Hun verantwoordelijkheid is te groot en als ik de job niet goed doe zal dat veel mensen benadelen. Ik ben niet sterk genoeg om dat op mij te nemen.” Het is maar een individuele getuigenis, en er zit mogelijk wat jeugdige pathos in, maar ik denk dat ze eerlijk is. En ik geef ze voor wat ze waard is. Overigens schreef ze me later dat er bij de studenten heel wat debat is over welke weg het land moet uitgaan en dat er daarover wel vaker botsingen zijn met de leraren. ‘Hoe dan ook’, voegde ze er aan toe, ‘ik zal het zelf wel uitzoeken’.

Vrijwilligers op Expo 2010

Het Britse paviljoen op Expo 2010 in Shanghai, een van de meest originele. Foto Frans Meul.

Voor de drukst bezochte paviljoenen tot 6 uur aanschuiven in de hitte, onder luifels en waterverneveling.

Ook voor het Belgische paviljoen waren er files, want... Foto Luce Stappaerts.

...elke dag deelden de Belgische chocolatiers er 20.000 pralines uit. Foto Olivia Snykers.

Ook onze studentinnen-gidsen Ren en Xu, hier op de trap in 'de zenuwcel' van het Belgisch paviljoen, lusten onze pralines. Foto Olivia Snykers.

En onze Jos Gielen leert hen ook frieten eten en Kriek Belle Vue degusteren. Foto Olivia Snykers.

Van de Communistische Jeugdliga kreeg ik indirect ook een goede indruk door mijn contact met de vrijwilligers van de Wereldtentoonstelling in Shanghai. Al bij de eerste dag van ons tweedaags bezoek waren die honderden jonge mensen mij opgevallen. Niet alleen door hun mooie uniformen – wit en lichtgroen voor de meesten, blauw voor de medewerkers aan de controles bij de ingangen (security) – maar ook door hun opvallende dienstvaardigheid en efficiëntie.

Vrijwilligster in wit-groen uniform,. Met 2500 per dag gedurende zeven uur dienstbaar zijn.

Paraat voor de vrijwilligersjob, ook in de verzengende hitte van de hondsdagen van juli. Foto Frans Meul.

In totaal zijn er, al een jaar op voorhand, 71.000 vrijwilligers gerekruteerd en getraind om op het Expoterrein zelf dienst te doen. Op de weekdagen zijn ze met een 2500 van dienst, in de weekends met dubbel zoveel. Ze engageren zich voor een periode van 14 dagen, waarna ze afgelost worden door een volgende ploeg. De meeste vrijwilligers zijn jongeren hoewel er ook ouderen werden aangenomen en een 3000-tal buitenlanders. Elke dag werken de vrijwilligers ongeveer zeven uren: aan de ingangen en voor de drukbezochte paviljoenen de files in goede banen leiden, mensen de weg wijzen, programma’s en plattegronden uitdelen, hulp bieden aan rolstoelpatiënten en andere gehandicapten en zieken, het ordelijk opstappen en uitstappen op de gratis bussen op de Expo-lanen regelen met behulp van een hoofdmicrofoontje en een minimegafoon aan de gordel: in al die drukte en bij die hitte – we waren er tijdens ‘de hondsdagen’ van juli – was dat echt wel een job om respect voor te hebben. Het viel me op dat een groot aantal van de jongeren, naast een reeks Expo-buttons, ook een rode badge droegen. Bij een paar – eerder uitzonderlijk – zag ik daarnaast een rode badge met hamer en sikkel en ster, het embleem van de Communistische Partij. Op een bepaald ogenblik sprak ik jongeren aan over de betekenis van de meest gedragen rode badge. Het bleek die te zijn van de Communistische Jeugdliga. Dat ik, als westerling, zelf gegist had dat het iets te maken had met ‘Youth of the Communist Party?’ en dat nog apprecieerde ook, leek de groep plezier te doen. Achteraf heb ik vernomen dat de rekrutering en opleiding van de in totaal meer dan 700.000 kandidaat-vrijwilligers – er zijn er ook veel in de stad ingezet – gebeurd is door de afdeling Communicatie van de Communistische Partij van Shanghai. Het themalied van de vrijwilligers met als titel ‘World’ wenst de hele wereld vrede en harmonie toe met verzen als ‘Een knuffel, een wereld’ en ‘Een glimlach, een wereld.’ Om ook bij ons vanaf de eerste week op drie te komen in ‘Tien om te zien’, zou ik zeggen.

Vrijwilligers leggen hun eed af bij de start van de Expo. De communistische jeugdliga stond in voor selectie en training.

Misschien past volgende anekdote ook wel in dit plaatje. Op de Expo blijf ik in het paviljoen van Sichuan lang staan bij een stand over de grote aardbeving van 2008 die in deze provincie 86.000 slachtoffers maakte. Met behulp van geavanceerde touchscreens kan je er beelden opvragen van de verwoestingen en ook van de organisatie van de hulpverlening en de heropbouw en de rol die de regerings- en partijleiders daarbij speelden. Ik bekijk aandachtig de foto’s van talrijke hoge leiders die de streek bezochten en die vaak een rol opnamen in de hulpoperaties. Een assertieve jonge hostess vraagt me: ‘“Why are you so interested in our leaders?’”. Ik: ‘“I want to look if they are real communists in difficult moments’”. Geen cynisch lachje of meesmuilen. Ze helpt me meteen om de gezochte beelden efficiënter te bekijken.

Voetnoten:

(1) Pas recent kende de regering in provincies zoals Zheiang de bejaarde boerengezinnen een maandelijkse toelage van 100 yuan (12 euro) toe. Niet veel, maar op het echte platteland kan je voor 5 à 10 yuan nog ‘uit’ gaan eten aan een stalletje of in een restaurantje.
(2) Speciale China-bijlage van The International Herald Tribune, 7 juli 2010, p.18
(3) Peter Franssen, Welke weg slaat China in? De ontwikkeling van het socialisme in China, Marxistische Studies nr. 78, 2007, blz. 74.
(4) Ibidem, blz. 75.
(5) The Economist, 10-16 juli 2010.
(6) Ng Sauw Tjhoi en Marc Vandepitte, Made in China, EPO, Berchem, 2006, blz. 229-230.

Vorige afleveringen gemist? Klik op:

Deel 1: Waarom onze HADIMAO-serie in HUMO van 1971 heropdiepen? En wie is er nu nog boer in China?

Deel 2: Wouden van hoogbouw, flashy gsm’s en minishorts

Deel 3: Exit Keizer Fiets daar komt de auto, ook de elektrische

Deel 4: Over reclame en overschilderde Mao-citaten

Deel 5: Nog veel problemen en groeiende sociale ongelijkheid

Deel 6: Dé kloof is die tussen Oost- en West-China

Deel 7: Gezondheidszorg en onderwijs, comeback na sociale terugval?

Deel 8: Over cultuur en commercie, corruptie en de aanpak ervan

Volgende aflevering (morgen):

Deel 10 (slot): Is dit nu socialisme?

Het volledige reisverslag is als essay integraal, zonder opdeling in afleveringen en zonder foto’s, vanaf nu ook te lezen op de site Chinasquare van de Vereniging België-China (VBC).

Advertentie

2 reacties »

  1. […] Deel 9: Dit land is nog roder dan ik dacht. […]

  2. […] Deel 9: Dit land is nog roder dan ik dacht. […]

RSS feed for comments on this post · TrackBack URI

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: